Het nieuwe coronavirus houdt de wereld in een ijzeren greep. Veel landen, waaronder Nederland, hebben de moeilijke maar zeer begrijpelijke beslissing genomen het openbare leven aanzienlijk in te perken. Dit om verspreiding van het virus te vertragen en zoveel mogelijk te voorkomen dat intensivecareafdelingen overbelast raken.
Nieuwsstroom
Intussen is een niet-aflatende stroom aan nieuws, analyses en meningen over het coronavirus op gang gekomen. Men kan zich afvragen wat daar nog aan toe te voegen valt. Maar als ik toch enkele observaties over de coronacrisis zou opschrijven, zou ik onder andere schrijven over de dakloze René. Over hoe hij zich zorgen maakte om zijn gezondheid in een overvolle opvang, zijn spullen pakte en in een tentje langs de weg ging zitten. Toen enkele handhavers hem passeerden legde René zijn situatie uit. De handhavers vertrokken en kwamen later terug met een warme maaltijd. Ik zou betogen dat we nooit zonder zulke daden van medemenselijkheid kunnen, ook niet in ‘normale’ tijden. En dat de dringende oproep tot ‘thuisblijven’ logischerwijs gepaard zou moeten gaan met het aanbieden van een thuis aan ieder mens.
“We kunnen ook in ‘normale’ tijden niet zonder daden van medemenselijkheid”
Ik zou zeker ook m’n ernstige zorgen verwoorden over mensen uit landen als Syrië, die in tijdelijke kampen gevaarlijk dicht opeengepakt zitten, mede omdat de solidariteit van rijke landen in dit geval nauwelijks verder reikt dan mooie woorden.
Ik zou de initiatieven roemen die nu ontstaan om anderen te helpen. Zoals boodschappenhulp voor mensen die niet naar buiten kunnen. Ik zou benoemen dat de waardering voor zorgverleners tot grote hoogte is gestegen, en dat het tijd wordt daar in de toekomst consequenties aan te verbinden. Ik zou vanuit solidariteit pleiten voor een vangnet voor eenieder die door de coronacrisis werkloos is geraakt.
Ik zou me bovendien uitspreken over hoe dieren als grofvuil worden behandeld op dierenmarkten, waardoor corona zich onder mensen heeft kunnen verspreiden. Ik zou betogen dat het zo niet langer gaat, dat het duurzaam anders moet, dat de mens zelf óók een dier is dat fundamenteel onderdeel uitmaakt van het dierenrijk en daar op geen enkele wijze boven staat.
Dat zou ik allemaal proberen te zeggen.
Een uniek mensvormig gat
Maar dan breekt een gat door mijn woorden heen, een gat dat dit alles opschort. De vader van mijn (ex)vriendin is plotseling aan Covid-19 overleden. Een uniek mensvormig gat is zojuist in het heelal ontstaan, zou Arundhati Roy schrijven. De mens is weg, maar het mensvormige gat blijft bestaan, want de verbondenheid is niet verdwenen. In haar bijzondere roman De God van Kleine Dingen wemelt het van de literaire gaten.
Nu ontstaan door het coronavirus dagelijks échte mensvormige gaten. In Nederland, in de wereld, en dus in het heelal. De Franse filosoof Albert Camus, wiens roman De Pest in deze tijden weer veel gelezen wordt, zou zeggen dat daar nauwelijks iets over te zeggen valt, anders dan dat het simpelweg absurd is.
Gezamenlijk op zoek naar poëzie
Toch kunnen we niet anders dan naar woorden blijven zoeken, al slaat de dood soms levensgrote gaten in ons spreken. In deze tijd blijven we eens te meer verbonden door zowel daden van medemenselijkheid, als door het zoeken naar taal die raakt, klanken die ontroeren, en zin die doet voortleven.
Laten we daarom gezamenlijk op zoek gaan naar poëzie die onze situatie weet te vatten en mensvormige gaten met goudgerande woorden weet te omhullen. Spreken heet zilver te zijn, maar poëzie is goud waard. Zeker in tijden van corona.