Op allerlei plaatsen pakken burgers als vrijwilliger taken op die de overheid afstoot. Drie vrijwilligers die een buurtspeeltuin in Delft beheren, vertellen dat de gemeente in 2011 besloot het oude buurthuis in de wijk af te breken.1 “Alles is toen, onaangekondigd, gesloopt en afgevoerd, zelfs de biljarttafel was verdwenen. We zijn toen de hele buurt door gegaan om geld op te halen en in 2012 is er een stichting opgericht.”2 Dat geld is gebruikt voor speeltoestellen en groen.
Deze actie komt voort uit betrokkenheid bij de buurt en de samenleving. Vrijwilligers brengen op allerlei manieren betrokken burgerschap in de praktijk. Dat is hard nodig in deze tijd. Ze verdienen dan ook steun van beleid dat hun inzet erkent en stimuleert.
Niet ieder voor zich
Volgens Tjeenk Willink lag de afgelopen decennia de nadruk te veel op individualistisch burgerschap.3 Daarin staan burgerrechten voorop, die individuele burgers beschermen tegen de macht van de overheid. Individualistisch burgerschap past bij een neoliberale economische orde en een meritocratisch beeld van de samenleving.4 De overheid wordt gezien als een bedrijf dat de burger als ‘klant’ zo efficiënt mogelijk moet bedienen. Een zelfredzame burger die op eigen benen staat en maximaal de ruimte moet krijgen om zichzelf te ontplooien. De laatste tijd klinken echter steeds meer twijfels of al die ‘klanten’ wel voldoende zelfredzaam zijn en of bezuinigingen niet zodanig de boventoon voeren dat de overheid vooral bezig is met overheidstaken afstoten naar burgers.
Samen verantwoordelijk
Betrokken burgerschap gaat ervan uit dat burgers actief deelnemen aan de samenleving vanuit een gevoelde verantwoordelijkheid voor het algemeen belang. Betrokken burgers beseffen dat zij met elkaar de samenleving vormgeven. Tjeenk Willink stelt dat het belang van deze vorm van burgerschap steeds groter wordt als tegenwicht tegen het lage vertrouwen in de politiek. Dat vergroot de betekenis van vrijwilligers, want zij geven vaak invulling aan betrokken burgerschap.
Erkenning en steun
In de interviews met meer dan vijftig vrijwilligers in Delft benadrukken zij dat de betrokkenheid van twee kanten moet komen. Ze willen gezien worden als serieuze gesprekspartner. Hun ervaringen kunnen zinvolle informatie bieden voor gemeentelijk beleid. Ook geven deze vrijwilligers aan moeilijk te kunnen zonder enige vorm van financiële ondersteuning. Een voorbeeld is Kiomara Aguilar, oprichter van het Steunpunt Inburgering en Samenleving. Zij stelt: “Het zou mooi zijn als de gemeente ons eens ging zien als een volwaardige gesprekspartner. Er zijn meer kleine initiatieven in Delft. Die doen vaak beter en nuttiger werk dan de grote organisaties met hun lange tentakels. Wij hebben energie en expertise genoeg. Alleen de financiële ruimte is meestal krap. En dat zet de continuïteit op losse schroeven.”5
Diversiteit en durf
De diversiteit van vrijwilligersinitiatieven biedt kansen om aan te sluiten bij lokale of persoonlijke omstandigheden. De kleinschaligheid ervan staat echter op gespannen voet met het streven naar doelgerichtheid, efficiëntie en schaalvergroting in de uitvoering van beleid. Beleidsmakers hebben regelmatig te maken met deze afruil tussen diversiteit en schaal. Erkenning en ondersteuning van vrijwilligers vraagt beleid dat het belang ziet van diversiteit.
Het vraagt ook beleid dat risico’s durft te nemen. Ruimte geven aan het initiatief van betrokken burgers geeft de mogelijkheid om een nieuwe aanpak uit te proberen en daarvan te leren. Dat kan mislukken. Een bestaande aanpak geeft de zekerheid van het bekende, dat echter niet altijd meer past bij gewijzigde omstandigheden. Alle veranderingen in de samenleving maken de noodzaak van experimenteren alleen maar groter in deze afruil tussen experimenteren en zekerheid.
Kansen
Vrijwilligers ontplooien zich wanneer beleidsmakers aandacht, erkenning en een duwtje in de rug geven. Dat kan door ze af en toe in het zonnetje te zetten, maar vooral door ze serieus te betrekken bij het gemeentelijk beleid.6 Gericht vragen wat er beter kan in de stad, meedenken over nieuwe plannen, feedback geven op de uitvoering. En het kan door middel van kleinschalige financiële ondersteuning die experimenteren mogelijk maakt en continuïteit waarborgt. Juist dat laatste is cruciaal voor activiteiten die hun bestaansrecht hebben aangetoond, maar niet duurzaam te financieren zijn uit bijdragen van deelnemers of van fondsen. Dan floreert onbaatzuchtige inzet voor kwetsbare mensen, groeit sociale samenhang en ontstaat experimenteerruimte. Er is veel voor te zeggen om deze vorm van betrokken burgerschap alle kansen te geven.
Noten
↑1 | Hier staat een overzicht van alle interviews. Ze verschijnen eind februari 2022 gebundeld in: Delft op Zondag en Platform Delftse Bruggen (2022). De kracht van doorkijkers: Gemeenschapszin in praktijk. |
---|---|
↑2 | Delft op Zondag (27 juli 2019). ‘Je wilt wel dat dit blijft bestaan’, link. |
↑3 | Ik hanteer de term individualistisch burgerschap voor het begrip liberaal burgerschap van Tjeenk Willink en betrokken burgerschap voor republikeins burgerschap. Herman Tjeenk Willink (2018). Groter denken, kleiner doen: Een oproep. Prometheus Amsterdam. |
↑4 | Michael Sandel (2020). De tirannie van verdienste. Uitgeverij Ten Have. |
↑5 | Delft op Zondag (21 september 2019). ‘Ik wil mensen een kans geven om meer te bereiken’, link. |
↑6 | Zie ook Gerald van den Berghe (6 januari 2022). De politiek moet vrijwilligers volwaardige rol aan tafel geven, maar niet te veel op ze leunen. Volkskrant, link. |
Goedemorgen George, Heel goed dat dit artikel nu geschreven is. Het is al even geleden dat bij een bijeenkomst in Soest over maatschappelijke betrokkenheid ons voorbeeld van het inloophuis voor de naasten van mensen met een kwetsbaarheid als voorbeeld werd benoemd. Dat initiatief dat inmiddels ruim 5 jaar geleden genomen is door vrijwilligers bestaat en floreert nog steeds als Zelfregieteam Borne, waaronder meerdere activiteiten nu onderdeel van zijn. Nu gaat het mij niet om dat nog een keer voor het voetlicht te brengen, maar je schrijft in je artikel over de financiering. En deze moet dan komen vanuit het Sociaal Domein van de gemeente. Sinds de start van de WMO bestaat er echter binnen het sociaal domein een subsidievorm die Right to challenge heet. Als een vrijwilligersinitiatief op basis daarvan een aanvraag doet, daagt deze dus de gemeente uit om dat wat de gemeente niet (meer) doet of waarvan jij denkt dat je het beter dan de gemeente kunt, op je te nemen als vrijwilligersorganisatie. Misschien is dat een tip die te gebruiken is.
Je zal dat wel weten denk ik, maar de burger heeft al bepaalde rechten op plannen in te dienen waar een gemeente iets mee moet. Denk aan het gemeentelijk burgerinitiatief, waarbij een gemeente de uitvoering van een plan moet faciliteren, tenzij het plan niet voldoet aan bepaalde vereisten of wanneer de gemeente argumenten heeft om het af te wijzen. Ook het recht op een eigen plan of familiegroepsplan dat is vastgelegd in de WMO en Jeugdwet kan veel breder worden ingezet dan nu gebruikelijk