Levenslang veroordeelden vertellen hun verhaal

In The Visiting Room, een digitale bezoekruimte, vertellen levenslang veroordeelden hun verhaal. Ze hebben een wildvreemde of een goede vriend het leven afgenomen. Dat gebeurde lang geleden toen ze rond de twintig jaar oud waren. Ze zitten opgesloten in Angola, de Staatsgevangenis van de Amerikaanse staat Louisiana. Ik zie de foto’s die gemaakt zijn toen ze de gevangenis in gingen. Gesloten, afwerende of angstige blikken. Nu, na tientallen jaren in de gevangenis, kijken ze heel anders. Veelal open en vriendelijk, ook ingetogen en berustend, soms gekwetst en wanhopig. Ze zijn allemaal veroordeeld tot life without parole, ofwel levenslang zonder vervroegde vrijlating.

Louisiana schafte in de jaren zeventig van de vorige eeuw de doodstraf af. In plaats daarvan werd levenslang echt levenslang, de wetgever schrapte de mogelijkheid tot vervroegde vrijlating. In Nederland werd honderd jaar eerder, in 1870, de doodstraf omgezet in levenslang. Lang waren Nederland en het VK de enige landen in de Europese Unie zonder een regeling voor vervroegde vrijlating. Sinds 2013 komt daar in Nederland beweging in door een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het Hof stelde dat bij oplegging van een levenslange straf een procedure moet bestaan die uitzicht biedt op invrijheidstelling. Anders is de straf onmenselijk. Menselijkheid krijgt een gezicht in The Visiting Room.

Afkomst doet er toe. Kenneth Woodburn vertelt: ‘Mijn vader sloeg me veel, met een zweep. Mam en pap waren allebei dronken. Ik beschermde ze: “Ze slaan me alleen als het nodig is”. Ik was tien.’ Terry West leefde in een buurt waar je moest vechten als je moeder je vroeg een boodschap te halen in de winkel. Als je niet sterk was pikten ze het geld van je moeder af. Hij moest vechten om naar het zwembad of naar school te kunnen gaan. Hij werd van school gestuurd omdat hij gewelddadig was, is zes keer neergeschoten. De vader van Alvin Catching ging de cel in toen Alvin vier jaar oud was. Zijn zus Vanessa werd op twaalfjarige leeftijd doodgeschoten op straat voor de ogen van zijn andere zus. Ze had een jongen voor schut gezet waar zijn vrienden bij waren. Arthur Carter viel ten prooi aan een meisje dat hem in aanraking bracht met crack cocaïne. ‘De volgende dag wilde ik meer, dat was het kantelpunt.’ Alle ooms van Daryl Waters waren alcoholisten, hij kreeg ook een drankprobleem, verliet de universiteit, gaf het collegegeld aan zijn moeder voor de hypotheek en ging op straat drugs verhandelen.

Met de jaren groeien spijt en berouw. Op 66-jarige leeftijd terugkijkend op de moord die hij beging toen hij 24 was zegt Theortric Givens: ‘De nabestaanden zullen het slachtoffer nooit vergeten, ook al vergeven ze me. Elke keer bij het eten zal er een lege stoel zijn. Het doet hen pijn. Ik begrijp het. Ik wil ze persoonlijk om vergiffenis vragen.’ Kenneth Woodburn: ‘Ik heb vele nachten gehuild en gebeden. Ik zou graag zijn moeder zien en haar vertellen hoezeer het me spijt. Er is niets wat ik kan doen om hem terug te brengen.’ Darwin Willie heeft de vader en moeder ontmoet van degene die hij heeft vermoord. Hij heeft geprobeerd zijn wroeging en spijt te uiten, ‘omdat ik begrijp wat ik hen heb aangedaan.’ Ze hebben hem vergeven en met de familie van Darwin gesproken. ‘Ze zeggen dat ze me niet willen zien sterven in de gevangenis, wat meer is dan wat ik eigenlijk zou kunnen vragen.’

Mensen veranderen, op vijftigjarige leeftijd ben je anders dan toen je twintig was. Dat geldt ook voor moordenaars. Theortric Givens leerde typen en gebarentaal, verdiepte zich in de wet en hielp zo andere gevangen, leerde zichzelf timmeren uit boeken en geeft daar nu les in. Vashon Kelly ging verjaardagsfeesten organiseren en werd vrijwilliger in het hospice van de gevangenis. Arthur Carter zegt het indringend: ‘Je moet weten dat deze jongens zijn veranderd. Er zijn jongens die kerken besturen. Je moet weten dat deze jongens zijn veranderd. Jongens die lesgeven. Je moet weten dat deze jongens zijn veranderd. Jongens die op het land werken. Deze jongens zijn veranderd.’

Alle lifers moeten zich verhouden tot de uitzichtloosheid van nooit meer vrij te komen. Jeffrey Hillburn blijft strijden voor zijn vrijheid. Hij gaat eens naar huis, al is het pas na zijn dood om buiten de gevangenis begraven te worden. Mij treft de emotie op zijn gezicht als hij zegt: ‘Jongens vragen erom hier in Angola begraven te worden omdat dit hun familie nu is. Voor mij is dat het meest trieste van wat een levenslange gevangenisstraf met je kan doen.’ Jeffrey Nelson zoekt juist zingeving in de gevangenis. ‘Als ik eruit kom is dat geweldig. Zo niet, dan wil ik de beste mens worden die ik kan zijn en uitvinden hoe ik mijn voetafdruk hier kan achterlaten.’ Daryl Waters leeft vanuit de verbinding met mensen buiten de gevangenis. ‘Ik spreek leerlingen, vrienden, familie. Als iemand weggaat zal een deel van mij met diegene vertrekken. Met wie ik ook in contact kom, ik ga zo hartstochtelijk van mensen houden dat een deel van mij altijd buiten de poorten van Angola zal leven.’ Bij Kenneth Woodburn overheerst de wanhoop: ‘Vier jaar geleden begon ik te beseffen dat het niemand iets kan schelen. Ik heb elke les die er is gevolgd, ik heb les gegeven, ben mentor geworden. Er is niets wat ik niet gedaan heb. Mensen geven daar niets om en ik ga hier sterven. Als ik toen had geweten dat ik dit allemaal zou moeten meemaken, zou ik onmiddellijk zelfmoord hebben gepleegd. Voor mij is het een marteling om je hele leven, 40, 50 jaar in de gevangenis te zitten.’

Vervroegde invrijheidstelling van mensen die veroordeeld zijn wegens moord is niet iets om licht mee om te gaan. Familie en andere nabestaanden hebben iemand voor altijd verloren. Sommige mensen zijn onverbeterlijk en een blijvend gevaar voor anderen. Maar dat geldt niet voor iedereen. In The Visiting Room denk ik na over achtergronden. Hoe zou ik zijn als mijn vader me mishandeld had, als mijn zusje op straat vermoord was of als ik dagelijks moest vechten om naar school te gaan? Ik voel hun diepe spijt en berouw. Ik zie hoe mensen veranderd zijn en hoe ze op allerlei manieren zin proberen te geven aan hun uitzichtloze situatie. Ik zie geen moordenaars, maar mensen.

Ik kan gaan voor maximale vergelding en stellen dat levenslang ook echt levenslang moet zijn. Ik kan iemand die een misdaad begaan heeft altijd als misdadiger blijven zien. Ik kan altijd boos blijven op iemand die iets stoms gedaan heeft. Ik kan altijd verwijten blijven maken tegen iemand die me beledigd heeft. Soms is het goed om gewoon eens op bezoek te gaan.

George Gelauff
George Gelauff

George Gelauff is opiniemaker bij het Apostolisch Genootschap. Hij studeerde econometrie, promoveerde in de economie en is het grootste deel van zijn loopbaan werkzaam geweest bij de Rijksoverheid op het grensvlak van kennis en beleid. Hij is als vrijwilliger ook actief in Delft als mede-initiator van Platform Delftse Bruggen dat werkt aan sociale cohesie.

3 reacties

  1. Een mooi artikel! En ook tragisch natuurlijk … Het daagt uit om over schuld en boete opnieuw te willen nadenken. En dat is maar één aspect van de wijze waarop we in onze cultuur gevangen zitten in ‘vanzelfsprekendheden’ die dat als je er echt over wil nadenken nooit blijken te zijn. Vanzelfsprekend, bedoel ik. Wij zijn de scheppers van onze cultuur (en wereld) en dat doen we op grond van reeksen vastgeroeste overtuigingen waarin we elkaar vooral vaak napraten. Roepen om wraak is daar ook een voorbeeld van, want het is al lang bekend dat wraak (vergelding) niemand (ook de slachtoffers niet!) verder brengt. Bedankt!

  2. De roep om wraak wordt ook in Nederland steeds sterker. Levenslang is levenslang! Ik geloof er niet in. We moeten blijven kijken naar de dader, de mens. Wanneer is de maatschappij voldoende beschermd voor deze mens. Dan moeten we ook verder durven kijken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Op de hoogte blijven?

Abonneer je en je ontvangt een seintje bij elk nieuw artikel.


Loading