Deze week is het vredesweek. Als ik zeg dat vrede ‘een mythe’ is zullen de meeste mensen dat interpreteren als: vrede kan niet bestaan. En inderdaad komen overal verhalen over vrede voor met een hoog onrealistisch gehalte. Zo’n verhaal is bijvoorbeeld de profetie van Jesaja (11:6). Daarin wordt gezegd dat ooit de wolf bij het lam zal liggen, net als de panter bij de bok en de leeuw bij het vee, ‘en een klein kind zal ze leiden’.
Iedereen ziet in dat deze profetie geen werkelijkheid wordt. In onze wereld is de wolf een gevaar voor het lam. En we hoeven ons over dat onschuldige mensenkind geen illusies te maken. Zodra het meer macht krijgt zal het de vrede niet bewaren. Mensen hebben tienduizenden dieren en planten uitgeroeid. Zolang er mensen zijn, is er oorlog geweest.
Strijd tussen goed en kwaad
Ook onze voorstellingen van oorlog zijn doordrenkt van mythologie. Als we echt vrede willen, dan zullen we deze mythen moeten doorprikken.
Eén van de hardnekkigste: oorlog is een strijd tussen goed en kwaad. We hoeven meestal niet lang rond te kijken om te zien welke partij aan de goede kant staat. Deze mythe leidt er al snel toe dat we het goede in de andere partij niet meer zien.
Onschuldiger lijkt de mythe dat oorlog een soort sportwedstrijd zou zijn. Een wedstrijd met twee ploegen, met publiek dat buiten de strijd blijft, spelregels, een duidelijk eindsignaal – en dan is het weer vrede. Of het nu gaat om oorlog ‘oude stijl’, met strijdliederen, vlaggen, uniformen en gepoetste geweren, of om oorlog ‘nieuwe stijl’, als game op een beeldscherm met icoontjes voor onze drones en de targets bij de vijand: de voorstelling is misleidend.
De kiem van de volgende strijd
Steeds weer worden burgers, ondanks de ‘spelregels’, in oorlogen betrokken. Van het schenden van fair play wordt altijd schande gesproken, maar het gebeurt voortdurend. Ook het eindsignaal hoort tot de mythe. Met elke gedode strijder van de ene partij wordt meer haat gezaaid jegens de andere. Oorlog lijkt zo zichzelf te rechtvaardigen en draagt de kiem van de volgende strijd in zich.
We praten de oorlog goed door de mythe van de vrede waar ze toe zal leiden. Ja, er zal vrede zijn… als we de agressor kunnen stoppen. Maar er is nu wel een probleem: de partij die de vrede in de weg staat, lijkt beter bewapend te zijn dan wij. We moeten dus meer investeren in defensie.
Het tegengeweld is vaak de overtreffende trap van het geweld dat het wil stoppen. Alsof ‘oog om oog, tand om tand’ niet genoeg is. Eén vonk – een wanhoopsdaad, een aanslag, een domme vergissing of een koelbloedige precisie-aanval als vergelding – kan genoeg zijn om het volgende bedrijf in te leiden.
Het motief dat in al deze mythen doorklinkt: oorlog gaat tussen ‘wij’ en ‘zij’. De andere partij hoort echter ook tot dat ‘wij’. Het zijn mensen die op dezelfde vernielde aarde verder moeten leven, die dezelfde straling ondergaan en niet alleen dezelfde vergiftigde lucht gaan inademen maar ook dezelfde sfeer van haat. En die misschien in dezelfde mythen van oorlog en vrede geloven.
Vijanddenken
Vrede is geen toestand die we aan leeuwen, lammeren en mensen kunnen opleggen. Vrede kan wel degelijk bestaan. Niet als eeuwige toestand, maar als voortdurend streven. Als we vrede willen, zal er steeds aan gewerkt moeten worden. En daartoe moeten we ook de werking van de oorlogsmythologie leren doorzien. Die mythologie vertekent ons beeld van de gruwelijkheden en speelt ook een rol in de acceptatie van oorlog. In het heetst van de strijd blijft het vijanddenken voortwoekeren.
Het is dus van belang onze verbeelding uit de klem van deze mythen te bevrijden. Uit de klem van de mythe van een heroïsche winbare oorlog, en van een stabiele vrede die we met geweld kunnen veroveren. Want er komt een moment dat we (om woorden van Martin Luther King te gebruiken) ‘niet meer kunnen kiezen tussen vrede of oorlog. Dan zal het gaan tussen vrede of niet bestaan.’